Een centrale eigenschap van vectorruimten is hun dimensie, die een maat voor de grootte van een vectorruimte vormt. Bijvoorbeeld is een rechte lijn 1-dimensionaal, het platte vlak is 2-dimensionaal en de ons omringende wereld is 3-dimensionaal. We zullen aantonen dat iedere basis van een vectorruimte even veel elementen heeft en dit de dimensie van de vectorruimte noemen. Over dit (abstracte) begrip van dimensie worden belangrijke eigenschappen bewezen.
De afbeeldingen die bij vectorruimten 'passen' zijn de lineaire afbeeldingen. Voorbeelden zijn rotaties en spiegelingen in het vlak of in de ruimte. We zullen met behulp van lineaire afbeeldingen relaties tussen vectorruimten beschrijven.
![]() |
Toetsinformatie |
Schriftelijk tentamen |
![]() |
![]() |
Literatuur |
Noodzakelijk: • Stephen H. Friedberg, Arnold J. Insel, Lawrence E. Spence, Linear Algebra (4th edition) Pearson, ISBN 9781292026503 • Een gedetailleerde leeswijzer wordt op Blackboard bekend gemaakt |
![]() |
Werkvormen |
• 16 uur hoorcollege • 16 uur tutorcollege • 16 uur werkcollege • 36 uur zelfstudie |
![]() |
|
|
|
|
![]() | ![]() |
![]() |
|
|