De student
- begrijpt de fundamentele definities uit de coöperatieve en de niet-coöperatieve speltheorie en de belangrijkste stellingen in deze gebieden;
- is in staat om situaties te herkennen waarin strategieën kunnen worden geanalyseerd met behulp van speltheoretische methoden;
- kent de sterke en de zwakke punten van verschillende modellen en oplossingsconcepten;
- is in staat om elementaire berekeningen te maken met speltheoretische modellen; en
- is in staat om resultaten en technieken uit andere wiskundige cursussen toe te passen op speltheoretische vragen.
|
|
Deze cursus introduceert de basisconcepten van de coöperatieve en de niet-coöperatieve speltheorie. Het behandelt verschillende wiskundige modellen en oplossingsconcepten voor beslissingsproblemen en vragen over strategisch gedrag in conflict- of samenwerkingssituaties. Er wordt bijvoorbeeld ingegaan op het Nash-evenwicht en de Shapley-waarde.
|
|
"Inleiding Wiskunde" en "Lineaire Algebra A". Er wordt ook gebruik gemaakt van enkele resultaten van de cursus "Analyse 1" die in hetzelfde kwartaal plaatsvindt.
|
|
Schriftelijk tentamen, waarbij werkcollegeresultaten meetellen.
|
|